HISTORIA
De Poolse deelname aan de
bevrijding van België.
Voorwoord
2009.
65 jaar geleden, na vier vreselijke jaren van
nazieonderdrukking werd België eindelijk bevrijd.
Geallieerde legers met aan het hoofd Generaal Dwight (Ike)
EISENHOWER waren in Normandië geland en vochten zich een weg
naar Berlijn. Soldaten van vele nationaliteiten streden
schouder aan schouder en hadden elk voor zich een groot
aandeel in de bevrijding van Europa. Dankzij die nauwe
samenwerking kunnen wij en onze kinderen vandaag in Vrede en
Vrijheid leveren. Vrede en Vrijheid, het hoogste goed waar
ieder Mens recht op heeft, hebben alleen zij ons kunnen
terugbrengen.
België, Vlaanderen en ook onze streken werden bevrijd
door mannen en vrouwen komende uit alle windstreken. Eeuwige
dankbaarheid blijven we verschuldigd aan Britten, Canadezen,
Fransen, Amerikanen, Belgen en Polen en nog zovele anderen
die hun leven in de weegschaal legden en waarvan velen
stierven in een land dat hun vreemd was. Locale burgers
wisten meestal niet welk hun thuisland was en de
nationaliteit van de soldaten was soms moeilijk te
onderscheiden. Ze droegen meestal dezelfde kaki uniformen
maar de verschillen hoorde en zag men in taal en kentekens.
Legereenheden voerden hun operaties uit in opdracht van
Generale Staven wat het voor de gewone man in de straat
quasi onmogelijk maakte om tactische operaties en
troepenbewegingen te doorgronden. Legergroepen van
verscheidene landen opereerden en manoeuvreerden kriskras
door elkaar, losten elkaar af en trokken samen of apart ten
strijde. De ene dag zag men Engelsen, dan waren het weer
Polen, Canadezen en vice versa, men zag Engelse verkenners
gevolgd door Poolse carriers en tanks. We mogen en kunnen
hen ook niet vergeten. Uit dankbaarheid en erkentelijkheid
kunnen we velen van hen op talloze begraafplaatsen een
bezoekje brengen, ze liggen er nog altijd schouder aan
schouder… Kapitein Czeslaw KAJPUS, oud-strijder van de
1ste Poolse Pantserdivisie en inwoner van de gemeente
Beveren, gaf ons onlangs uit eigen archief, een historie ter
lezing. Het betreft een verslag van Brigadecommandant
generaal François SKIBINSKI die de ganse campagne als
legeroverste heeft meegemaakt en als eerste rangs ooggetuige
een naar waarheid correct relaas gaf over het Poolse aandeel
in de bevrijding van onze streken. Wij durven te hopen dat
dit integraal verslag mag bijdragen tot de bewustmaking van
onze huidige maatschappij en van het feit dat onze Welvaart
en Democratie niet zomaar een vanzelfsprekend gegeven is
maar dat dankzij de offers van miljoenen mannen en vrouwen,
soldaten en burgers, wij in Europa Vrede kennen en in
Vrijheid kunnen leven. Landmarc
Verslag
Tijdens de nacht van 5 op 6 september 1944 bouwden de Poolse
Genietroepen van de 1ste Pantserdivisie koortsachtig een
brug over het kanaal Neuf-Fosses. Bij dageraad waren de
werken beëindigd.
De divisie stak vlug het kanaal over en op 6 september tegen
de middag, overschreden ze te Westouter de Franse grens en
rukten verder op naar Ieper. Samen met de Geallieerde Legers
begon de 1ste Pantserdivisie aan een nieuwe mars :
DE
BEVRIJDING VAN BELGIË.
De 1ste Poolse Pantserdivisie.
Deze divisie onder bevel van Generaal Stanislas MACZEK,
maakte deel uit van het 1ste Canadese Leger, 21ste
Legergroep van Maarschalk MONTGOMMERY.
Deze Poolse eenheid was samengesteld als volgt :
De 10de Brigade Gepantserde ruiters van de 3de Brigade
gemotoriseerde ruiters van de Artillerie divisie, van het
10de Regiment Jagers te Paard, één verbindingsbataljon en de
Genie, een eskadron voor de verkeersregeling en tanks ter
bescherming van de Generale Staf en de verschillende
diensten. De brigade van gepantserde ruiters bestond uit het
24ste Regiment der Uhlanen , uit het 1ste en 2de Gepantserde
Regiment, het 10de Regiment Dragonders (gemotoriseerde
cavalerie). De commandant van de 10de Gepantserde
Cavaleriebrigade was kolonel Thadee MEJEWSKI.
De 3de Gemotoriseerde Jagersbrigade bestond uit het 8ste
Bataljon Jagers van Podhale en het 9de Bataljon Jagers van
Vlaanderen (werden vereremerkt door Prins Karel, Regent van
België, met het Belgische Oorlogskruis, het schoudersnoer)
en een onafhankelijksescadron gewapend met zware
machinegeweren. De bevelvoerder was kolonel François
SKIBINSKI.
Kolonel BRONISLAW NOEL voerde het bevel over vier
artillerie regimenten – 2 regimenten gemotoriseerde
artillerie, anti-tank artillerie en luchtartillerie.
In zijn geheel telde deze divisie ongeveer 15.000 soldaten
en beschikte ze over 250 tanks.
Wanneer deze eenheid de slag om België begon, had ze reeds
een roemrijke traditie verworven bij drie grote veldslagen
gedurende de Tweede Wereldoorlog. Deze 1ste Gepantserde
Divisie werd voor de 3de maal ingelijfd bij de oude 10de
Cavaleriebrigade, zij was sinds 1937 volledig gemotoriseerd.
Vanaf 1 tot 19 september 1939 vocht de 10de Brigade tegen
de Duitsers in Polen en na hun nederlaag werd op bevel van
de overheid de Hongaarse grens overgestoken. Vandaar,
dankzij de bemiddeling van Generaal WLADISLAW SIKORSKI, zijn
ze er in geslaagd bijna voltallig Frankrijk te bereiken,
weliswaar zonder wapens. Zo ontstond een reorganisering en
streden ze aan de zijde van het Franse leger, onder de naam
van de 10de Cavaleriebrigade, dit tijdens de veldslag te
Champage en te Bourgogne in 1940. Zij deelden in het
tragische lot van de geallieerde legers maar gingen evenwel
niet ten onder. Het overgrote deel van de soldaten kwam in
Engeland terecht en hergroepeerden zich onder de naam van de
12de Pantserdivisie.
Eind juli 1944 landden zij op het front van Normandië
waar sedert 6 juni (D-Day) de Geallieerde Legers slag
leverden. Met de bloedige strijd bij Falaize begonnen de
Polen aan hun terugkeer naar hun Vaderland.
De Poolse soldaten droegen Engelse uniformen maar zij
onderscheiden zich door hun traditionele kentekens, op hun
muts de Witte Arend, het embleem van de Staat, en op de
linkerarm een zwarte schouderklep, een geheel dat door
Generaal Sikorski aan de 10de Gepantserde Cavaleriebrigade
werd gegeven als eervolle kentekens voor de grote
krijgsverrichtingen gedurende de twee eerste veldslagen. Het
divisiekenteken, gedragen op de linker mouw en tevens
geschilderd op de voertuigen was samengesteld door een helm
en een gestileerde pluim, destijds gedragen door de
vermaarde Poolse cavalerieridders die onder koning Jean
Sobieski de Turken tijdens de veldslag bij Wenen
verpletterden. Getrouw aan de nationale tradities,
marcheerde de divisie van slag tot slag.
De oorlogstragedie had hen gedwongen om ver van hun
geboorteland te strijden. Maar aan de zijde van de
oprukkende Geallieerde Legers wisten de Poolse soldaten dat
ze streden voor één en hetzelfde doel : de vernietiging van
het fascisme en de teruggave van de vrijheid aan alle
landen, waaronder Polen, verdrukt onder de laars van het
Nazisme.
De laatste etappe van de strijd.
De laatste etappe voor de 1ste Pantserdivisie was de
deelname aan de strijd voor de bevrijding van Europa,
Frankrijk, België en Nederland.
Op 21 augustus 1944 dwongen de Geallieerde Legers samen met
de 1ste Pantserdivisie bij Falaize het ingesloten 7de Duitse
leger tot overgave en zette de divisie de achtervolging op
de vijand in. In enkele dagen bereikte ze de Seine en de
Somme. Op 5 september werd de aanval op Saint-Omer ingezet
en nog dezelfde avond was de divisie reeds bij Blaringhem.
’s Anderdaags reden ze België binnen.
6 september 1944.
De slag om België bestond niet uit afzonderlijke
krijgsverrichtingen maar was het vervolg op de militaire
ondernemingen in Frankrijk. Politiek en historisch was het
van groot belang om land na land te bevrijden van die
nazieduivels. Ook de soldaten van de 1ste Pantserdivisie
waren hier niet onverschillig aan want ze wisten dat op
hetzelfde ogenblik op het oostelijke front het Russische
leger samen met Poolse eenheden reeds de helft van hun
Vaderland hadden bevrijd en de opmars bleven verder zetten.
De Polen die in het Westen vochten hadden begrepen dat, bij
hun terugkeer in het Vaderland hun normaal leven afhing van
een snelle beëindiging van de oorlog op alle fronten. Zij
stootte dus met de grootst mogelijke kracht verder door.
De vijand werd achtervolgd in de richting naar Ieper. Op
kop van de divisie opereerde het 10de Regiment Jagers te
Paard die bij verrassing twee bruggen over het kanaal van
Ieper konden innemen en bezetten. Op het ogenblik dat de
voorhoede van de 10de Gepantserde Cavaleriebrigade aankwam,
trokken zij langs het Zuiden verder rond Ieper naar
Roeselare. Dezelfde dag nog braken de Jagers te Paard door
de Duitse linies onder Frezenburg en kwamen in de omgeving
van Zonnebeke. Tergelijkertijd omsingelden de tanks van de
10de Jagersbrigade Ieper en zaten de Duitsers in een stalen
ring. De 3de Jagersbrigade viel langs het Westen de stad aan
en het duurde niet lang of de stad Ieper werd na een korte
maar hevige strijd ingenomen. Het Duitse garnizoen werd
gedwongen de wapens neer te leggen.
Ondanks hevige Duitse weerstand werd geen beroep gedaan
op artillerie bombardementen waardoor vele burgers aan de
dood ontsnapten en Ieper geen tweede keer met de grond werd
gelijk gemaakt. Ieper was na 4 en een half jaar Duitse
bezetting opnieuw bevrijd. Het 9de Jagersbataljon
onderscheidde zich hier bijzonder. De bevolking onthaalde
hun redders met grote hartelijkheid en overgelukkig, hun
vreugde was niet te beschrijven.
Een bladzijde van het Ieperse Gulden Boek werd op 6
september 1944 ondertekend door Generaal Stanislas Maczek,
bevelhebber van de 1ste Poolse Pantserdivisie, als eeuwige
herinnering aan deze Bevrijding.
Van Ieper naar Gent.
Op 7 september had het 10de Jagers te Paard de strijd
aangevat tot bevrijding van Roeselare, Hooglede en Gits.
Tijdens het verloop van deze strijd nam het regiment 50
krijgsgevangenen, verwoestte 2 pantserwagens en 14 antitank
kanonnen, maar verloor zelf ook een gedeelte aan manschappen
en tanks.
Hier één voorbeeld van moed en heldhaftigheid der Poolse
tankeenheden :
In de omgeving van Gits onderscheidde het 1ste eskadron van
het 10de Regiment Jagers te Paard zich bijzonder. Het
eskadron bestaande uit 3 tanks rukte onder hevig vijandig
vuur vanuit het Westen op. De koepel van een Poolse tank
werd geraakt waardoor terugschieten onmogelijk werd.
Niettegenstaande deze zeer slechte situatie besloot de
eskadroncommandant en opperwachtmeester MINCER om zich niet
terug te trekken, ze waren vast besloten om hun opdracht, de
vijand bij verrassing uit te schakelen, uit te voeren. Op
topsnelheid stootte hij met zijn tanks dwars door de
gemeente Gits, verbrijzelde met zijn rupswagens alles wat op
zijn weg lag aan vijandelijke soldaten en materieel, baande
zich, in een wijde boog door de velden, een weg en kon zo
zijn eskadron opnieuw vervoegen.
Voor de aanval op Roeselare zond de divisiecommandant 3de
Brigade Jagers, na het ontvangen van een verkennersrapport,
een groep van het 2de Regiment pantserwagens naar Hooglede.
Voor de twee dagen van zware gevechten ( Ieper en Roeselare
op 6 & 7 september) ontving het 9de Bataljon de roemrijke
naam van “ Vlaamse Jagers “ en het Belgisch Oorlogskruis met
nestel.
Op 8 september werd de achtervolging op de vijand
onverdroten verder gezet. In de morgen bevond de divisie
zich in de streek van Tielt en Ruiselede waar de vijand zich
had terug getrokken en een verdediging hadden georganiseerd.
De slag om Tielt verliep in twee fasen.
De stad moest ingenomen worden door het 24ste Regiment
Uhlanen, een compagnie van het 8ste Bataljon Jagers, een
groep anti-tankkanonnen en een groep van het 1ste Regiment
gemotoriseerde artillerie. Luitenant-kolonel DOWBOR had het
bevel over deze troepen maar deze strijdkracht was
duidelijke te zwak om de sterke vijandelijke verdediging uit
elkaar te slaan. Er moest dan ook een nieuw detachement
worden samengesteld met het voltallige 8ste Bataljon Jagers.
Tezelfdertijd omsingelde het 10de Regiment Jagers van uit
het Zuiden de stad. Deze slag was beslissend.
De tweede fase, de inname van Tielt, ging beter. In de
namiddag van 8 september was de stad veroverd op de vijand.
Tezelfdertijd viel het 2de Pantserregiment het hardnekkig
verdedigd Ruiselede aan. Poolse versterking bleek nodig en
de divisiecommandant wierp het 1ste Pantserregiment en het
8ste Bataljon Jagers mee in de strijd. Beide eenheden kwamen
uit de richting van Tielt, dat ondertussen bevrijd was,
toegesneld. Met zeer zware verliezen werd het Duitse
garnizoen tot overgave gedwongen. De wegen lagen bezaaid met
gesneuvelde soldaten, kadavers van paarden en stuk geschoten
materieel.
Met de grootste hoogdringendheid moest nog dezelfde dag
de brug over het kanaal Gent-Aalter worden ingenomen.
Luitenant-kolonel KOSZUTSKI gaf hiervoor het bevel aan het
2de Regiment Pantsers, het 10de Regiment Dragonders en het
8ste Bataljon Jagers.
Deze eenheid was echter niet in staat om de brug te
veroveren, ze werd door de Duitse verdediging op afstand
gehouden en het was duidelijk dat deze stellingen zwaar
waren bewapend.
De Poolse Pantserdivisie werd opgehouden en het was dan
ook voorlopig gedaan om de vijand te achtervolgen. Een
achtervolging die begonnen was aan de oevers van de Seine en
waarbij de divisie een gemiddelde afstand van 50 km:dag op
de vijand kon veroveren.
In het noorden van Frankrijk zijn er uitgestrekte ruimten
die gunstig zijn voor snelle maneuvers en makkelijker de
krijgsverrichtingen van gepantserde divisies toelaten.
Vlaanderen met een drassige lage bodem, minder open ruimten,
een dichtere bevolking en doorkruist van vele kanalen,
rivieren en stromen is duidelijk anders.
Na hun nederlaag in Normandië had de vijand de tijd gehad
om weer op adem te komen en om hun verdediging aan te passen
en een aantal verse eenheden naar Vlaanderen gebracht. Ze
waren overgestapt naar een meer dichte en goed
georganiseerde verdediging waarbij ze van alle natuurlijke
obstakels hadden geprofiteerd.
Op 9 september werd de dag van de grote schoonmaak, werd
de streek grondig gezuiverd van overblijvende vijandelijke
elementen en werden als gevolg hiervan vele Duitsers
krijgsgevangen genomen. Tezelfdertijd maakte de 3de Brigade
Jagers zich klaar om het kanaal van Gent te veroveren. De
krijgsverrichting begon in de avond, in een smalle sector,
en werd uitgevoerd door het Bataljon van Podhale versterkt
met twee artillerie regimenten en mortiers van de brigade.
De aanval werd in zeer moeilijke omstandigheden uitgevoerd.
Het kanaal dat twee armen had vloeide tussen diepe oevers
met hoge verticale muren, zo hoog dat men de soldaten met
behulp van koorden in hun boten moest neerlaten. Er waren
slechts een vijftiental rubberen éénpersoonsboten
voorhanden. De goed beschutte vijand verschanste zich achter
de kanaaldijken op de noord-oost oever. De later gevangen
genomen Duitsers vertelden dat hun bataljonscommandant, een
SS-officier, gedurende de nacht een 15tal gevangen genomen
Poolse soldaten had laten neerschieten omdat ze wilden
vluchten.
De Jagers van Podham slaagden er in de eerste arm van het
kanaal te veroveren maar de poging om ook de tweede arm te
nemen, waarachter zich de voornaamste vijandelijke
stellingen bevonden, mislukte. De commandant van de 1ste
compagnie, Luitenant MISIEWICZ sneuvelde, zijn compagnie
telde 30 doden en gewonden.
Bij dageraad werd het vijandelijk vuur heviger. De
Brigadecommandant gaf aan het Bataljon van Podhale, het
bevel tot terugtrekking tot op de eerste arm en zich in de
oude Duitse stellingen te verschansen waarna er aan het
reorganiseren van de aanval werd begonnen.
Op dat ogenblik kwam het bevel van de legeroverste alle
verdere voorbereidingen tot aanvallen te staken. Omdat de
dichts bijzijnde eenheid op de linkervleugel deel uitmaakte
van het 2de Engelse legerkorps, de 7de Pantserdivisie “ De
Woestijnratten “ het Zuiden van Gent hadden bevrijd werd
afgezien om het kanaal Gent-Aalter over te steken. En daarom
kreeg de 1ste Pantserdivisie het bevel, zich met een deel
van zijn effectieven bij de 7de Pantserdivisie te voegen om
samen de bevrijding van Gent te beëindigen en met een ander
gedeelte in de richting van Sint-Niklaas verder te trekken.
Voordat de de Pantserdivisie, 3de Brigade Jagers werd
vooruitgestuurd om Gent te bevrijden was ze versterkt door
het 24ste Regiment Uhlanen en door artillerie.
De 10de Pantserbrigade rukte op naar Sint-Niklaas met de
opdracht de streek tussen het kanaal Gent en de Schelde te
zuiveren van vijandige troepen.
De bevrijding van Gent.
Op 11 september in de namiddag reed de 3de Brigade
gemotoriseerde Jagers de stad Gent binnen waarbij ze
geestdriftig door de bevolking werd toegejuicht maar voor
verdere vriendschappelijke omgang ontbrak helaas te tijd. De
3de Brigade was gekomen om de Britse eenheden af te lossen.
De Duitsers bevonden zich toen aan het kanaal “ De Nieuwe
Vaart “ en de stad werd regelmatig door artillerievuur
gebombardeerd. De beschietingen vanuit het Noorden van de
door de vijand op rails geplaatste zware lange
afstandskanonnen was bijzonder onaangenaam.
De Poolse bataljons namen de stellingen over van de
Engelsen. De Generale Staf van de Brigade vestigde zich in
het “ Hotel de la Poste “ op de Kouter en nam contact met de
Belgische Weerstand. Twee vriendelijke jonge meisjes “
Anique en Chantal “ werden bij de Generale Staf aangewezen
als verbindingsagenten. Luitenant ROBERT STAAS de RICHELLE
afkomstig uit de onmiddellijke omgeving van Gent was de
Belgische verbindingsofficier.
Op deze dag begon de definitieve bevrijding van Gent en
werd ingezet met een aanval van het 9de Bataljon met een
eskadron van het 24ste Bataljon Uhlanen gesteund door de
luchtmacht en de artillerie. Het kwam er op aan om een klein
bos in te nemen dat aan de Noord-West grens van de stad was
gelegen en dat op tactisch gebied zowel voor de Polen als
voor de Duitsers van groot belang was. De strijd was zeer
zwaar. Het kleine bos veranderde tweemaal van bezetter.
Tijdens de nacht trokken de Poolse tanks zich terug. De
Duitsers trokken daar hun voordeel uit want na een tweede
tegenaanval uitgevoerd in de duisternis werd het 9de
bataljon tot over de spoorweg terug gedreven.
De rest van de divisie trokken in de nacht van 11 op 12
september door de streken van Lokeren en Sint-Niklaas.
Op 12 september maakte de 10de Ruiterijbrigade versterkt met
het Baltaljon van Podhale en een deel van de artillerie,
zich klaar om het terrein tussen het kanaal en de Schelde te
zuiveren. Tezelfdertijd herenigde de 3de Brigade Jagers zich
voor een aanval met als doel de vijand langs het noorden van
de rivier “ De Lieve “ terug te drijven en daardoor Gent te
beschermen tegen het Duitse artillerievuur. Deze aanval werd
uitgevoerd op 13 september en wel als volgt :
Het 8ste en 9de Baltaljon Jagers vielen frontaal aan en
het 24ste Regiment Uhlanen, na zijn infanterie naar de
voorposten van de Duitse stellingen te hebben gebracht,
vielen de achterhoede van de vijand aan, bestookten de zware
op rails staande kanonnen en namen een groot aantal
krijgsgevangenen. Het waren goed getrainde Duitse
valschermspringers, Hitlers elitetroepen.
In de tweede rang stapte een compagnie van de Belgische
Weerstand die zich vrijwillig had aangeboden om mee te
strijden voor de bevrijding van hun stad. Omdat de aanval zo
snel werd ingezet was het echter niet mogelijk om deze
compagnie in te schakelen en hen direct aan de strijd te
laten deelnemen. Niettemin kan ik als ooggetuige bevestigen
dat de manschappen van de Belgische Weerstandgroep zich
gedurende vele uren onder vijandelijk zeer dapper hebben
gedragen. Anderzijds werden de Poolse soldaten gedurende de
strijd op moreel vlak sterk gesteund door de Gentse
bevolking. Toen men de eerste artillerie beschieting, die de
aanval vooraf ging, waarbij men de obussen over de stad heen
hoorde fluiten en men uit noordelijke richting het vuren van
de tanks en mitrailleurs hoorde, kwam de bevolking van Gent
in massa op straat. De menigte kon de geluiden van de
gevechten die zich beetje bij beetje naar het noorden
verwijderden goed waarnemen. Toen men de gevangen genomen
Duitse valschermspringers, gekleed in hun vreemde gevlekte
gevechtskledij wegleidde, klonk alom gefluit en gejouw. Maar
als er een jeep met gekwetste en dode Poolse soldaten
passeerde heerste er een trieste sfeer onder de massa.
Na enige uren toen de Poolse Jagers en Uhlanen in de stad
terug keerden werden ze overladen met bloemen. In deze maand
september werd een echte vriendschap tussen de Gentse
bevolking en de Polen gesmeed en vonden vele romantische
avonturen hun bekroning voor het altaar.
Op 14 september waren er op de rivier “ De Lieve “ te Gent
slechts enkele patrouilles van weinig of geen belang. Toch
was de rust niet compleet want de 10de Cavallerie Brigade
bleef in actie. Het 10de Bataljon van Podhale bevrijdde
Stekene, het 10de Regiment Dragonders de streek van de Tromp
en het 1ste Regiment Pantsers de gemeente Sint-Gillis-Waas.
Weer werden nieuwe namen aan de lijst van door de Polen
bevrijdde steden en gemeenten toegevoegd.
Intermezzo 15 – 26 september.
Op 15 september hergroepeerde de 1ste Pantserdivisie om de
strijd aan te vatten tegen het Duitse legerkorps van
Generaal NEUMAN welke bestond uit elementen van twee
divisies die zich hadden terug getrokken in een
defensiesector gesitueerd tussen de Scheldermonding, het
kanaal Axel-Hulst en het kanaal Sas-van Gent – Terneuzen.
De inzet van de divisie van de 21ste Legergoep was zeer
belangrijk voor de stad en de haven van Antwerpen. Intussen
ontbrandde de strijd op Hollands grondgebied en het is
daarom dat de beschrijving van de strijd om Antwerpen in dit
verslag niet werd opgenomen of uiteengezet. Maar toch moet
vermeld worden dat de strijd zeer hevig en hardnekkig was,
doorging op zeer moeilijk terrein en tegen een vijand die
zich hopeloos verdedigde en vele malen tot de tegenaanval
overging. De 3de Brigade Jagers van deze divisie stootte
door tot het kanaal Axel – Hulst en maakt zich na een zware
strijd meester van de steden Axel, Hulst en de haven van
Terneuzen. De resten van de Neumantroepen werden
teruggedrongen tot verdrinking in de Scheldermonding.
In de omgeving van Sint-Niklaas en Axel mocht de divisie van
21 tot 26 september eindelijk van een rustpauze genieten. Op
21 september was de divisie volledig op Belgische bodem waar
weer nieuwe taken de Poolse soldaten te wachten stonden.
De strijd om de monding van de Maas.
Op 27 september was het Zuiden en het Noord-Westen met
inbegrip van Brussel bevrijd. Antwerpen met uitzondering van
de haven was in handen van de Britten. In het Oosten van
Antwerpen hadden eenheden van het 1ste Canadese Leger de
linie van het kanaal Antwerpen-Turnhout bereikt. Op deze
frontlijn braken de voorposten door de Duitse verdediging.
Op de Waal bij Nijmegen was een bres geslagen en een klein
bruggenhoofd gevormd dat bezet werd door Geallieerde troepen
en Poolse valschermspringers, een gevolg van de expeditie op
Arnhem. Het 1ste Canadese Leger waarvan de 1ste
Pantserdivisie deel uitmaakte moest nu het Noord-Oosten Van
België en en Zuiden van Holland veroveren, dit met het oog
om de haven van Antwerpen volledig te kunnen gebruiken. Voor
hetzelfde doel moesten ook de eilanden Walcheren en
Beverland veroverd worden, zij sloten de noordelijke toegang
tot de haven af. Dit was van een heel groot belang want de
Geallieerde legers waren reeds te ver verwijderd van hun
kunstmatige bruggen welke in Engeland waren gebouwd voor hun
doortochten dwars door de streek van La Manche en die op de
stranden van Normandë waren gemonteerd. Er rezen reeds grote
problemen om de legers te bevoorraden van benzine en
munitie.
Op 27 september verzamelde de 1ste Pantserdivisie zich in
de onmiddellijke omgeving van Antwerpen waar hun vertrekpunt
lag voor de volgende strijd. De plaats van vertrek was een
bruggenhoofd op de noordelijke oever van het kanaal
Antwerpen-Turnhout waar de 49ste Britse Infanteriedivisie
twee bruggen gebouwd had “ La Pomme “ en “ La Poire “
genoemd.
Op 29 september bij dageraad moesten de divisie het
kanaal oversteken, Merksplas bezetten en vervolgens de
aanval uitbreiden naar Baarle-Nassau en Tilburg op Hollands
grondgebied.
De 1ste Pantserdivisie moest in twee sprongen aanvallen :
Eerst met de 3de Brigade Jagers echter zonder het 8ste
Bataljon maar versterkt met twee Pantserregimenten nl. : het
10de Jagers te Paard en het 24ste Regiment Uhlanen met drie
groepen antitank artillerie en een compagnie sappeurs met
als ondersteuning twee artillerie regimenten, de 10de
Brigade Gepantserde Cavalerie zonder het 24ste Regiment
Uhlanen maar versterkt met het 8ste Baltaljon Jagers.
De dag van 28 september ging voorbij met de voorbereiding
van de aanval.
Op 29 september te 08u.30 stipt overschreden de afdelingen
van de voorposten de bruggen “ La Pomme “ en “ La Poire “ en
namen stelling op hun vertrekpunt verdeeld in twee
formaties, deze van het Oosten en deze van het Zuiden.
De Oostelijke groep bestond uit een Bataljon Jagers van
Podhale, een eskadron van het 24ste Regiment Uhlanen en een
groep anti-tankkanonnen. Zij hadden als taak zich op te
stellen ter hoogte van de voorposten van de rechtervleugel
van de 49ste Infanteriedivisie en Merksplas langs de
Beersesteenweg aan te vallen, t.t.z. de as Zuid-Noord. De
tweede groep bestaande uit het 9de Bataljon Jagers van
Vlaanderen met een eskadron van het 24ste Regiment Uhlanen
en een groep antitank artillerie moest zich opstellen achter
de Britse brigade van het Noorden en langs het Westen
Merksplas aanvallen, dit via de steenweg die van Rijkevorsel
over Molenzijde ligt. De artillerie van de 1ste
Pantserdivisie versterkt met een deel van de artillerie van
de 49ste Divisie ondersteunde de twee groeperingen.
De aanvalsstrijdkrachten werden vooraf gegaan door het
10de Regiment Jagers te Paard + een groep anti-tank
artillerie die zich aan het hoofd van de brigade opstelden.
Zij moesten op de erste plaats contact nemen met de meest
vooruit geschoven elementen van de 49ste Infanteriedivisie,
de vijandige stellingen verkennen en de omgeving van
Merksplas onderzoeken. De Brigadecommandant hield het
eskadron Uhlanen in reserve.
De aanval werd enkele uren uitgesteld om volgende reden :
De 49ste Britse divisie kon zich op het vastgestelde uur
niet meester maken van de bedelaarskolonie, een operatie
waarvan de aanval van de Polen afhing. Het was pas rond de
middag van 29 september dat de Jagers van Podhale als
eersten tot de aanval overgingen rond 15u.00 gevolgd door de
Jagers van Vlaanderen. De vijand verdedigde zich hardnekkig.
In de kelders van de woningen langs de dijken, die in deze
streek zeer talrijk waren, waren de Duitse stellingen die
ontzettend moeilijk te ontdekken en in te nemen waren. Ze
lieten de Poolse infanterie tot op korte afstand naderen om
dan eerst het vuur te openen wat de tussenkomst van de
artillerie zeer moeilijk maakte want zij waren bang om hun
eigen soldaten te treffen. Overal lagen mijnen en valkuiken
voor tanks wat de toestand alleen maar ingewikkelder maakte.
Hierdoor werd de aanval enorm vertraagd en de verliezen
waren aanzienlijk. Het Bataljon van Podhale had een 20tal
doden en gewonden en namen 200 krijgsgevangenen. Nog voor de
avondschemering inviel trokken de soldaten van het bataljon
“ “ Heren van Wolfspotten “ de steenweg van Merksplas op.
Het 10de Regiment Jagers te Paard voegde zich, voor de
nacht, bij de rechter vleugel van het Bataljon van Podhale.
De Jagers van Vlaanderen kwamen maar traag vooruit, zij
hadden minder grote verzliezen maar hadden ook minder
krijgsgevangenen gemaakt dan het Bataljon van Podhale. Hun
aanval werd hoofdzakelijk afgeremd door uit vuren vanuit de
bedelaarskolonie die bezet was door de Wehrmacht, dus langs
de linker zijde. Het is juist door dit vuren , dat de
Brigadecommandant besliste om de taktiek te veranderen voor
30 september. Men moest afzien van het plan om Merksplas
vanuit het centrum aan te vallen. Met twee bataljons, zij
aan zij, zouden zij onmiddellijk langs het Noorden aanvallen
en terzelfdertijd Merksplas omsingelen en in het Oosten met
een tankregiment aanvallen.
Overeenkomstig dit besluit gaf hij de avond van 29
september het bevel tot de aanval. Groepen van Podhale
vielen aan langs de steenweg van Merksplas en na de stad te
hebben ingenomen maakten zij zich meester van de westelijke
doorgang en van de markt. De groep van Jagers van Vlaanderen
zakte bij het vallen van de avond af naar het Zuiden,
hergroepeerde zich in het bos “ De Lijsterborg “, links van
de Jagers van Podhale, met het vooruitzicht op de aanval op
Molenzijde. Na ook deze plaats te hebben ingenomen waren zij
meester over de westelijke doorgang naar de markt.
Het 10de Regiment Jagers te Paard omsingelde Merksplas
vanuit het Noord-Oosten, namen deel aan de aanval op de
stad, samen meteen groep Jagers van Podhale en verzekerde de
activiteiten van de Brigade die zich in de bossen ten Oosten
van Merksplas bevonden. Een artilleriedivisie ondersteunde
de aanval van deze twee groepen. Op aanvraag van de
Brigadecommandant bombardeerde het Britse regiment met zware
artillerie, tijdens de nacht, de Duitse stellingen onder
Merksplas. Het eskadron van het 24ste Regiment Uhlanen bleef
nog steeds in reserve. Dit plan werd breedvoerig uitgevoerd.
Op 30 september, bij dageraad, gingen twee groepen, op
éénzelfde linie met op de rechter vleugel de Jagers te
Paard, over tot de aanval. De Jagers te Paard gingen de
bataljons vooraf en vielen de achterhoede van de Duitsers te
Merksplas aan. Dit manoeuvre liet aan de Jagers van Podhale
toe om de stad te bezetten. Tezelfdertijd viel een van de
eskadron de achterste stellingen van de Wehrmacht aan, die
zich in Merksplas verdedigden, en maakten zich meester van
de westelijke doorgang tot de Markt waar zij een auto die
mijnen vervoerde vernietigde. Bij dit gevecht sneuvelde
heldhaftig Luitenant Nicodéme KLUS en werd de kapitein van
de Cavalerie gewond.
Merksplas was ondermijnd en versperd maar de Jagers van
Podhale slaagden er in de stad binnen te dringen, trokken
daarna naar de brug over de rivier die reeds door de Jagers
te Paard was veroverd.
Het 9de Bataljon bleef niet ten achter. Zij veroverde
Molenzijde door de Duitsers zwaar verdedigd. Op deze dag
namen de Polen ongeveer 200 krijgsgevangenen. Het was nog
dag en gebruik makend van de klaarte, besloot de commandant
zich meester te maken van de noordelijke kant van het bos
dat Merksplas scheid van Baarle-Nassau, en de rivier over te
steken die over de ganse lengte van de bosrand liep. Het
10de Regiment Jagers voerde betrouwbare verkenningen uit,
betreffende stellingen verdedigd door de vijand te Lipseinde,
Strikken en Zondereigen. De Jagers van Podhale moesten de
aanval van Merksplas op Lipseinde voorzetten om de doorgang
van het Oosten in te nemen, en de groep Jagers van
Vlaanderen de Molenzijde om de doorgang van het Westen in te
nemen.
De hardnekkige weerstand van de vijand brekend, trokken
de Jagers van Podhale, stap voor stap, in de richting van
Lipseinde.
De Jagers van Vlaanderen hadden meer geluk. Zij vorderden
sneller achter het eskadron Jagers te Paard (verkenners) die
in Strikken snel toekwamen, bijna zonder strijd, waar zij
een Duitse gewapende kolonne uiteen jaagden en zich meester
maakten van de westelijke doorgang. De Brigadecommandant
maakte van de gelegenheid gebruik om voor het front van de
Jagers van Podhale de vijand uiteen te drijven en zond het
eskadron Uhlanen naar Strikken met het bevel de achterhoede
van de Duitsers, die tegen de Jagers van Podhale vochten, te
treffen. Dit manoeuvre lukte uitstekend. De Uhlanen samen
met de Jagers van Podhale vielen de vijand onverwacht langs
achter aan. Zij namen vele krijgsgevangenen, ook zes
kanonnen van 105 mm. in uitstekende staat. De buitgemaakte
kanonnen werden herkend als Poolse kanonnen die door de
Duitsers veroverd waren tijdens de Duitse inval in Polen in
1939, dit ingevolge de arenden en teksten die er in gegrifd
waren. Ingegeven door een historische wraakgodin draaiden de
Polen, dichtbij Lipseinde, de buit gemaakte kanonnen 180 °
en schoten alle beschikbare munitie die ze ter plaatse
hadden gevonden op de vijand af. Tegen de avond bereikten de
twee groepen het doel van hun aanval. De Jagers van Podhale
waren meester van Lipseinde en van de Oostelijke doorgang,
de Jagers van Vlaanderen van Strikken, Bosch en de
Westelijke doorgang.
Het eskadron van het 24ste Regiment Uhlanen keerde terug
naar de reserve van de Brigadecommandant en het 10de
Regiment Jagers te Paard verliet de groep van de 3de Brigade
Jagers om zich ter beschikking te stellen van de
Divisiecommandant. De divisie bevond zich nu op een nauw
vooruit geschoven punt binnen vijandige groeperingen. Zij
hadden niemand dicht bij hen, noch links, noch rechts.
De nacht van 30 september op 1 oktober was regenachtig. De
nacht ging voorbij in alarm onder onafgebroken Duits
mortiervuur, want in de kleine bossen op de flanken van de
achterhoede der divisie, verbleven verdwaalde Duitse
groepen.
De laatste gevechten in België.
Op 1 oktober 1944 overschreed de 1ste Pantserdivisie de
Belgische grens en reed Holland binnen. Dit was een
officiële vaststelling. Maar de Belgisch-Hollandse grens
tussen Merksplas en Baarle-Nassau is zeer vreemd en
onduidelijk, men komt er regelmatig enclaves tegen die ofwel
tot het ene ofwel tot het andere land toebehoren. Door dit
feit is het moeilijk om juist te bepalen op welk ogenblik de
Poolse soldaten het Belgisch grondgebied hebben verlaten.
De gevechten die zich nu voltrokken hadden afwisselend
plaats in België en in Holland.
Als kroniekschrijver gaf ik hier hun beschrijving tot op het
ogenblik dat de 1ste Pantserdivisie zich meester maakte van
Baarle-Nassau, vanaf dat moment vonden de militaire
verrichtingen definitief plaats op Hollands grondgebied.
Op 1 oktober begonnen eenheden van de 719de Duitse
Infanteriedivisie van Generaal-majoor SIEVERS een
tegenaanval, hij wilde zich op die manier tegen Poolse
aanvallen beschermen. Maar het plan van de Duitse generaal
werd volledig gedwarsboomd van bij het begin. De tegenaanval
werd door de Jagers van Podhale en door de Uhlanen terug
geslagen en gingen op hun beurt tot de aanval over met als
resultaat, dat de vijand uit het dorp Zondereigen werd
verjaagd, men een aantal gevangenen nam en er 2 kanonnen van
155 mm. werd verwoest.
De Westelijke flank van de Duitsers werd alzo bedreigd.
Diezelfde dag ging de 10de Pantserdivisie eveneens tot de
aanval over, zij trof de vijand rechts van de Brigade Jagers
in de richting van Noord, Bosch en de Venheide. Zij stuitte
op een sterke vijandige verdediging en kon zich niet voor
het vallen van de nacht van deze streken meester maken.
Noord-Bosch werd op 2 oktober ingenomen terwijl de 3de
Brigade Jagers in verdediging bleven te Zondereigen en vele
hevige aanvallen moesten afslaan van Generaal SIEVENS welke
bevel had gekregen om de stad ten aller prijs te heroveren.
Gedurende de nacht van 2 op 3 oktober hergroepeerde de
divisie zich en bij dageraad van 3 oktober begonnen twee
brigades terzelfdertijd een aanval op Baarle-Nassau. Ze
rukten op langs twee kanten van het bos “ De Tommelseheide
“. De strijd was zeer hevig maar in de namiddag gaf het
Duitse garnizoen alle verzet op. De zuivering van
Baarle-Nassau en van vele vijandige weerstandsnesten, die
nog een hopeloze strijd leverden, zou nog tot bij dageraad
van 4 oktober duren. Deze dag mag beschouwd worden als deze
van het beëindigen van de gevechten, geleid door de Polen,
voor de bevrijding van België, een strijd die bijna één
maand had geduurd.
Verliezen.
Maar alle soldaten van de 1ste Pantserdivisie verlieten
België niet. Zij die sneuvelden voor hetzelfde ideaal van
onze twee volkeren bleven hier. Er staan vele kruisen op de
graven der soldaten op het Poolse kerkhof te Lommel. Volgens
de documenten die ik bewaar, mag men zeggen dat voor de
achtervolgingsoperaties en gevechten voor Ieper, Gent en
andere steden, de verliezen van de divisie uitgerekend op
ongeveer 500 soldaten kwam. In de strijd voor de monding van
de Maas op 1.400. In deze cijfers mag men meer dan 200 doden
tellen.
De herinnering aan België.
De 1ste Pantserdivisie verliet België om ginds aan de Maas
en de Rijn de strijd voor te zetten.
De Poolse soldaten droegen in hun hart een herinnering mee,
vol dankbaarheid aan het mooie land en aan de bevrijding
waaraan zij deel hadden genomen.
Ook de Belgen hebben deze soldaten niet vergeten, die in de
loop van een lange keten van gevechten voor de bevrijding
van hun eigen vaderland – Polen – hun vaderland
doorkruisten, en op de punten van hun bajonetten, met hun
rupswagens en stormtanks, en gegrom van hun kanonnen, de
vrijheid brachten.
De 1ste Pantserdivisie kreeg :
- De standaard van het 1ste Pantserregiment vanwege de
stad SINT–NIKLAAS-WAAS.
- De standaard van het 2de Pantserregiment vanwege
BEVEREN-WAAS.
- De standaard van het 1ste Regiment
luchtafweerartillerie aangeboden door het dorp EKSAARDE.
- De naam van “ Bataljon van Vlaanderen “ en
tezelfdertijd het schoudersnoer (fourragère) en het
Oorlogskruis van België, reeds toegekend aan het 9de
Bataljon Jagers (waarvan op dit ogenblik de
onderluitenant Dr. Zygmunt SZYDLOWSKI commandant was).
De Belgische – Poolse vriendschap werd ook verzegeld door
vele soldaten van de 1ste Pantserdivisie die voor altijd als
bijzondere “ gevangenen “ bleven, bij de schone Vlaamse en
Waalse meisjes.
Bron
Uit verslagen van Generaal François SKIBINSKI,
Brigadecommandant. |